aankunnen

aankunnen
{{aankunnen}}{{/term}}
[opgewassen zijn tegen] être de taille à
[berekend zijn voor] être capable de
[in staat zijn te gebruiken] pouvoir avaler
voorbeelden:
1   hij kon die klas niet aan il était incapable de tenir ses élèves
     de situatie niet meer aankunnen être dépassé par les événements
3   veel geld aankunnen dépenser beaucoup
     hij kan de wereld aan il veut tout avaler
¶   ervan op aankunnen pouvoir compter sur qc.
     kan ik ervan op aan? je peux y compter?

Deens-Russisch woordenboek. 2015.

Игры ⚽ Поможем решить контрольную работу

Share the article and excerpts

Direct link
Do a right-click on the link above
and select “Copy Link”